Ik wàs jihadist

Nieuwsartikel

Mijn naam is Samir en ik ben geboren in het Midden-Oosten in een groot gezin. We waren naamchristen, arm en leden honger. De burgemeester van het dorp was een moslimman die geen kinderen had. Hij vroeg mijn vader om me te verkopen en hij zou hem geld geven. Mijn moeder stierf van verdriet omdat mijn vader mij had verkocht. Maar daar kwam ik pas later achter.

Ik werd door mijn nieuwe ouders als slaaf geadopteerd. Ik had een nieuwe religie en een nieuw leven. Ze hadden ook mijn geboortepapieren veranderd. De mensen die met de overheid werken, kunnen je helpen als je wat veranderingen wilt aanbrengen met betrekking tot de islam. Dus ik verloor mijn identiteit. Zelfs mijn naam heb ik niet gehouden.

Gerekruteerd

Ik ging naar een islamitische school en groeide op in een islamitische omgeving. In de moskee werd ik gerekruteerd als lid van een islamitische groepering om tienermeisjes te verleiden. Ik spoorde ze aan zich tot de islam te bekeren. Als ze dat niet wilden, dwong ik ze. Het ging zo ver dat ik ze ontvoerde en uithuwelijkte aan een van de leden van de groep. Dergelijke operaties werden keer op keer herhaald.

Verandering

Op een dag was ik verantwoordelijk voor het ontvoeren van een meisje om haar ergens te verbergen zodat ze kon zich bekeren tot de islam en trouwen met een moslimman. Dit meisje was echter anders. Ondanks haar ontvoering was ze heel kalm. Ze zei tegen mij: “Want wie mij aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.” Ik wist niet waar ze het over had, maar deze zin maakte me bang. Ze zei ook: “Mijn Geliefde laat mij, Zijn dochter, niet alleen.” Ik begreep het niet, maar deze woorden waren krachtig en maakten me angstig.

Ik spoorde de tienermeisjes aan zich tot de islam te bekeren. Als ze dat niet wilden dwong ik ze.

Deze ontvoering zou me hebben gepromoveerd naar een nieuwe positie in de groep, en ik zou veel geld kunnen ontvangen, maar ik werd beïnvloed door dit meisje. Mijn hart en geest waren gevuld met veel vragen. Voordat ik besloot haar te laten gaan, speelde het volgende door mijn hoofd: “Verlaat Mijn dochter en kom tot Mij, en jij zult ook Mijn zoon zijn.” Ik probeerde het islamitische gebed te bidden, maar dat lukte niet. Ik dacht dat de duivel met mij speelde. Ik werd wakker en besloot het meisje vrij te laten. De leider van de islamitische groepering vergat dit meisje en vroeg me nooit meer naar haar.

Terreur

Mijn leider gaf me echter een andere taak, namelijk het plegen van een terroristische daad. Hij zei dat ik een specifieke telefoon moest nemen en die moest gebruiken om een explosie in een kerk te veroorzaken. Hij gaf me ook de instructies om deze taak te voltooien. Onderweg naar mijn doel kwam ik in de trein iemand tegen die over de Bijbel begon te spreken. Ik stelde hem veel vragen over Jezus. Hoe kan het dat God een Zoon heeft? Wie is God? Is Jezus ook God? De man in de trein beantwoordde al mijn vragen. We hadden een discussie over de islam en het christendom. Na het gesprek vroeg hij me of ik terug zou keren naar deze radicale islamitische groep. Ik vertelde hem dat ik dat zou doen omdat ze me veel geld beloofden, en dat naar een ander islamitisch land konden brengen en dat ik dan het staatsburgerschap voor dat nieuwe land zou krijgen. Die persoon in de trein gaf me zijn telefoonnummer. Ik nam later contact met hem op en regelmatig spraken we met elkaar. Jezus’ liefde begon me naar Hem toe te trekken. Toen gaf ik Hem mijn hart en ik noemde God “mijn Vader” en ik hoorde Hem zeggen: “Gij zijt Mijn geliefde zoon.”

Teruggekeerd

Nadat ik de opdracht had uitgevoerd, kwam het in mij op om mijn dorp te bezoeken. Ik ontmoette oude christenen in de kerk en ik vertelde hen dat de Heere Jezus mijn zaligmaker was geworden. Ik voel grote vreugde en vrede, en ik keek ernaar uit om het evangelie te delen. Een van de oude mannen in die kerk herkende me. “Hij is teruggekeerd naar zijn oorspronkelijke religie”, zei hij. Ik keek hem aan en vroeg: “Wat zei u?” Hij zei: “Ja, je vader is Elia en je moeder is Yasmin, die stierf vanwege het verdriet dat ze ervoer toen ze jou verloor. Alle ouderlingen hier kennen je verhaal. Je oorspronkelijke vader verkocht je voor 1.000 dollar en een lapje grond.” Hij gaf me de documenten die bewijzen wat ik zeg.

Ontvluchten

In mijn land is het niet toegestaan om je te bekeren van de islam tot het christendom. Ten koste van alles wil men dat voorkomen. Ik kreeg enorme tegenwerking van islamitische groeperingen die samenwerkten met de regering. Ik werd vervolgd en mishandeld en ging vele malen naar de gevangenis Ze wilden me zelfs vermoorden; dat is aan mijn littekens nog te zien. Ze wilden een wettelijke overlijdensakte gebruiken om mijn dood in scène te zetten. Ze begonnen veel rechtszaken volgens de sharia. Ik kon niet anders dan mijn land ontvluchten en na een zeer, zeer lange, moeilijke en gevaarlijke reis kwam ik eindelijk in een veilig land terecht. Hier ben ik in contact gekomen met christenen. Ze waren als grote broers voor me en hielpen me zoveel als ze konden. Zij zijn naar vermogen (ik betuig het), ja, boven vermogen gewillig geweest (2 Kor. 8:3).

We ontmoetten Samir tijdens een van onze projectreizen en hoorden zijn verhaal. In verband met de veiligheid zijn sommige feiten en (plaats)namen veranderd. Dit verhaal staat ook in het eerste magazine van Stichting Ismaël. Vraag het magazine aan via info@stichting-ismael.nl