Voor het eerst een Bijbel in handen

Nieuwsartikel

“Maar iedere dominee kan toch zelf weten wat hij toevoegt aan de Bijbel?” Licht verbijsterd kijkt Ahmed me aan. Voor ons op tafel liggen drie Bijbels – één in het Arabisch, één in het Nederlands en één in het Engels. En ja, ze zijn hetzelfde. De geslachtsregisters in Mattheus laten zich eenvoudig vergelijken. Hier is niet aan geknoeid.
We zitten in mijn huis ergens op het Arabisch Schiereiland. Voor Ahmed en zijn twee vrienden, Mohammed en Musa, ben ik de eerste en misschien wel de enige christen die ze ooit hebben ontmoet of zullen ontmoeten.

Op zulke momenten moet ik denken aan een uitspraak die vroeger uitgeprint bij ons thuis op de kast hing. “Voor veel mensen ben jij de enige Bijbel die ze ooit zullen lezen.” Als die uitspraak ergens waar is, is het wel hier – op het Arabisch Schiereiland waar geen autochtone kerk bestaat. Het maakt dat ik soms een zware verantwoordelijkheid op me voel drukken. Maar tegelijk weet ik dat de voortgang van Gods Koninkrijk gelukkig niet van mij afhangt. Ik hoef hier alleen maar te doen wat mijn hand vindt om te doen – als volgeling van de Heiland. Hij heeft beloofd dat van elke stam en natie mensen in het Koninkrijk zullen komen. Hopelijk Ahmed, en Mohammed, en Musa. Gekleed in hun smetteloze witte gewaden lijken ze in mijn verbeelding al een beetje op de kleding die ik associeer met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Ik concentreer me op ons gesprek en leg uit waarom de Bijbel werkelijk het Woord van God is. Ze knikken, maar die boodschap aannemen druist in tegen alles wat ze ooit hebben geleerd vanuit de Koran.

En toch zal ook hier ooit een kerk zijn. Ik hoop en bid dat de Bijbel die Ahmed nu voor het eerst in handen heeft daarvan een voorbode is.